Theoretische uitleg voor leerlingen Arabische klanken in de Nederlandse samenleving Gebaseerd op het onderzoeksmateriaal van Pooyan Tamimi Arab Het was vrijdagmiddag en de zon scheen. De kinderen bij Kinderdagverblijf het Zandkasteeltje in stadsdeel Slotervaart in Amsterdam waren heerlijk buiten aan het spelen. Ineens hoorden zij vreemde klanken. Het was een soort gezang. Een aantal kinderen herkenden het en keken blij naar de overkant van de straat, naar waar het geluid vandaan kwam. Dit hadden ze nog nooit zo gehoord in Nederland! De andere kinderen waren vooral verbaasd over het gezang dat ze hoorden. De medewerkers van het Zandkasteeltje deelden veelbetekenende blikken met elkaar. Het was zover. Ze hadden hier al over gelezen in de krant en op sociale media. De azan was nu ook doorgedrongen tot hun deel van de stad. De Blauwe Moskee aan de overkant riep via de luidsprekers op tot het vrijdagmiddaggebed. Het belangrijkste gebed van de week. De versterkte oproep tot gebed met een menselijke stem, de azan, wordt door nagenoeg alle moslims gezien als een onvervangbaar ritueel. De azan is gekoppeld aan twee van de vijf zuilen van de islam. De vijf zuilen zijn de vijf belangrijkste pijlers waar het geloof op gestoeld is. Dit zijn: Shahada, de geloofsbelijdenis;Salat, het rituele gebed;Zakat, liefdadigheid;Ramadan, vastentijd;Hadj, pelgrimage naar Mekka. De azan speelt een rol bij twee van die pijlers: de shahada en de salat. Niet alleen de woorden van de azan zijn van belang in het belijden van het geloof, ook het letterlijk horen ervan is van belang. Zowel bij de geboorte als de dood worden de woorden van de azan gefluisterd in het oor, zodat een persoon zijn leven begint en eindigt met God. Dat de azan belangrijk is voor moslims is onmiskenbaar. Als vakantieganger in een land waar overwegend moslims wonen hebben niet moslim-Nederlanders geen probleem met de islamitische gebedsoproep. Het wordt een ander verhaal als zij de azan horen vanuit hun eigen achtertuin. Het laten klinken van de azan in het Nederlandse geluidslandschap stelt de religieuze tolerantie en het maatschappelijk fatsoen in Nederland op de proef. Het is niet alleen een versterking van een oproep, maar een versterking van de islam an sich. Reacties hierop zijn verschillend. Als voor de Aksa Moskee in Den Haag mensen worden geïnterviewd over de azan haalt een oudere man zijn schouders op: “Als ze een gebouw mogen hebben, waarom dan niet meteen een gebedsoproep?” Een jongeman denkt daar anders over: “Dit is niet meer normaal. Dit is Nederland niet meer.” De vraag is: in hoeverre is de Nederlandse samenleving klaar voor deze volgende stap naar pluriformiteit? De Nederlandse samenleving is een seculiere samenleving. In de publieke ruimte, zoals op straat, hebben alle groepen dezelfde rechten. De ‘kleur’ van de overheid mag daar geen invloed op hebben. In 2013 heeft Geert Wilders parlementaire vragen gesteld over de versterkte azan. Het antwoord van de toenmalige minister van Sociale Zaken Lodewijk Asscher was eenduidig: “Het principe van de scheiding tussen kerk en staat houdt in dat de overheid religies of wijzen van geloofsbelijdenis niet discrimineert of de een rechten geeft die zij een ander verbiedt.” Artikel 6 van de Nederlandse grondwet geeft het recht om gelovigen op te roepen om naar het heilige gebouw te komen of te gaan bidden. Het bekendste voorbeeld zijn de kerkklokken op zondagmorgen, maar ook de azan valt hieronder. Vanuit een constitutioneel seculier perspectief (dus vanuit de grondwet bekeken), hebben alle moskeeën in Nederland het recht op een versterkte gebedsoproep, voor alle gebedsmomenten, dus vijf keer op een dag en zeven dagen in de week. Maar de gelijke rechten voor de azan ten opzichte van klokgelui betekent nog niet dat de azan vanuit een cultureel perspectief als gelijk wordt gezien. Sinds de jaren ‘80 van de twintigste eeuw wordt de versterkte azan gebruikt door een aantal moskeeën in Nederland, maar nooit voor álle gebedsmomenten. In 2017 maakte nog geen 10% gebruik van hun recht op de versterkte azan, en dan meestal één keer in de week op vrijdag. Hoewel ze het recht hebben de azan te versterken, kiezen moslims hier niet voor vanwege de sterke negatieve reacties van de niet-islamitische buurtbewoners. Ook binnen de islamitische gemeenschap is tweestrijd over de versterkte azan. Voor een deel van hen is de versterkte azan niet alleen gelinkt aan de vijf zuilen, maar ook aan het recht om zich thuis te mogen voelen in de Nederlandse samenleving. Anderen willen de gebedsoproep niet opdringen aan mensen die het niet willen horen. De azan lijkt hierin een nieuwe rol te krijgen, namelijk die van identiteits- en cultuurijkpunt van Nederlanders. Er is een gevoel van nostalgie dat twee kanten heeft: nostalgie naar hoe het vroeger was in Nederland én nostalgie naar het thuis voelen in Nederland. Een veel gehoord argument is dat religie achter gesloten deuren hoort en niet in de publieke ruimte. Gezien de inhoud van Artikel 6 is hier sprake van een mening, niet van een wettelijke uitleg van het seculiere Nederland. Het verbieden van religieuze uitingen in de publieke ruimte, zoals dit argument impliceert, kan óók gezien worden als een vorm van onderdrukking van moslims die de azan willen laten horen. Als de versterkte azan verboden wordt, dan moet hetzelfde gelden voor katholieken die een processie willen houden. Religie achter gesloten deuren zou een einde betekenen van het luiden van kerkklokken bij bruiloften of begrafenissen en zet een streep door het immens populaire spektakel The Passion. Voor velen gaat dit te ver. Toch vinden ze een versterkte azan niet nodig, zeker omdat de huidige technologieën genoeg alternatieven bieden, zoals een app op de smartphone. Mensen die vanuit dit perspectief redeneren maken onderscheid tussen religieuze geluiden en uitingen die naar hun idee thuishoren in Nederland (zoals vanuit het christendom) en geluiden en uitingen die hier niet thuishoren (zoals de azan). Ondanks de (grond)wet gaan tegenstanders op zoek naar argumenten op grond waarvan de versterkte azan verboden kan worden. Ze kijken dan bijvoorbeeld naar artikel 6 van de Grondwet. Artikel 6 spreekt over een aantal uitzonderingen, waardoor het recht ingeperkt kan worden (PDC, b): De wet kan ter zake van de uitoefening van dit recht buiten gebouwen en besloten plaatsen regels stellen ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden. In de publieke ruimte spreekt men onder meer van (geluids)overlast, wanneer geluid boven de 70 decibel uitkomt. Verschillende groepen hebben tevergeefs geprobeerd aan te tonen dat de versterkte azan hier bovenuit kwam. Tot op heden is er ook geen sprake van ‘wanordelijkheden’, waardoor de versterkte azan op grond van Artikel 6 verboden kan worden. De jongeman bij de Aksa Moskee in Den Haag noemde eens het horen van de azan ‘niet meer normaal’ en niet passend in het Nederlandse geluidslandschap. Toch is het de Nederlandse grondwet die juist de vrijheid van religieuze uitingen beschermt. In de afgelopen twintig jaar is het religieuze landschap van Nederland zichtbaar aan het veranderen. Steeds meer katholieke kerken organiseren processies, net zoals de Hare Krishna. Daarnaast openen sikh, joden, hindoes en mormonen hun eigen heilige gebouwen. Dit gebeurt allemaal gelijktijdig met de ontkerkelijking van de Nederlandse meerderheid. De bewering dat Nederland een homogeen christelijk land is, is dus niet meer hoog te houden. Tweehonderd jaar geleden was het luiden van de kerkklokken verboden. Wie weet is over tweehonderd jaar de versterkte azan op vrijdagmiddag net zo normaal als het horen van de klokken op zondagochtend. Nederland heeft vrijheid hoog in het vaandel staan. Zolang mensen die vrijheid belangrijk vinden en blijven beschermen zal dit consequenties met zich meebrengen. Religieus of levensbeschouwelijk pluralisme is een noodzakelijk gevolg van die vrijheid.