Oproep tot gebed: recht of relschoppen?

Samenvoeging van boek en onderzoeksmateriaal van Pooyan Tamimi Arab (2017a; 2017b; 2015; Verkaaik & Tamimi Arab, 2016)

‘Doe maar normaal, dan doe je al gek genoeg’ is een veel gehoorde uitdrukking in Nederland. Het is ook een uitdrukking die onduidelijkheid schept en zelfs ongemak kan veroorzaken. Want was is normaal? En wie bepaalt dat?

Nederland is een seculiere rechtsstaat, in de volksmond vrij vertaald naar: scheiding tussen kerk en staat. Het idee dat religie ‘achter de voordeur’ hoort en vooral niet zichtbaar moet zijn in het publieke domein heeft hier sterk mee te maken (Tamimi Arab, 2017a, p. 13). Maar is dit terecht? Een seculiere rechtsstaat is niet hetzelfde als een seculiere samenleving. Welke vormen van secularisme zijn er? Hoe zien wij die terug in het publieke debat en in de besluitvorming in Nederland over religieuze uitingen in het publieke domein?

De azan (oproep tot gebed in de islam) geeft aan dat het tijd is voor het gebed. Het horen van de azan raakt de ziel van de gelovige moslim; de oproep brengt hem in de gemoedstoestand waarin hij helemaal gericht is op zijn geloof (Tamimi Arab, 2017a, p. 21). Het laten hóren van die oproep en er gehoor aan geven is een fundamenteel deel van religies als het christendom en de islam (ibid.). Vrijheid van godsdienst en oproepen tot gebed zijn in een seculier land grondwettelijk beschermd. Het laten klinken van de azan zou dus geen problemen moeten opleveren. Toch zijn er mensen die zich ongemakkelijk voelen zodra moskeeën aankondigen dat zij de azan door middel van luidsprekers gaan laten horen. Burgemeester van Amsterdam Femke Halsema benadrukte in het AD dat een versterkte oproep mag, maar voegde daaraan toe dat zij dat niet nodig vond (Koops, 2019). Het argument van de woordvoerder van de Blauwe Moskee om de islam meer te normaliseren in Nederland wuifde Halsema weg. Dan zou de azan in het Nederlands moeten worden uitgesproken, vond ze. Daarnaast gebruikte ze het veelgenoemde argument dat er tegenwoordig azan-apps bestaan, waardoor de oproep sowieso niet meer noodzakelijk is. Halsema gaf hier argumenten vanuit een cultureel seculier standpunt, terwijl van politici wellicht verwacht kan worden dat zij redeneren vanuit het constitutioneel seculier standpunt.

Een vaste definitie van secularisme is moeilijk te geven. In Nederland wordt het veelal uitgelegd als scheiding tussen kerk en staat, maar wat houdt dit precies in? De module Het seculiere paradigma van Omstreden Zaken gaat uitgebreid in op de definiëring van secularisme, secularisatie en seculier. Door een scheiding te maken tussen cultureel secularisme en constitutioneel secularisme is het mogelijk om de verschillende aspecten binnen het begrip te duiden. Deze lesmodule laat zien hoe het seculiere paradigma verweven is met de discussie rond de azan.

Cultureel secularisme is de eigen interpretatie van wat een seculiere samenleving is (Verkaaik & Tamimi Arab, 2016, p. 252). Zo’n interpretatie is dus heel subjectief.  Het idee dat religie achter de voordeur hoort en niet in het publieke domein past is zo’n interpretatie die we terugvinden in het debat rond de azan.


Tamimi Arab schreef een boek over de versterkte oproep tot gebed, dus via luidsprekers (2017a). Hij beschrijft daarin de eeuwenlange verboden op katholieke rituelen zoals het luiden van kerkklokken en het houden van processies, en maakt vergelijkingen met de huidige weerstand tegen de azan.

Sinds de zestiende eeuw heeft Nederland officieel gewetensvrijheid, maar dit betekende niet dat men vanaf toen deze vrijheid ook mocht uiten op straat. Katholieken, die een minderheid waren, hebben twee eeuwen lang geen kerken mogen bouwen (p. 53), en processies op straat waren al helemaal ondenkbaar. De scheiding tussen kerk en staat in 1796 was bedoeld om een einde te maken aan sociale en politieke discriminatie op basis van religie, niet om religie te bannen uit het publieke domein (p. 58).

Eind achttiende eeuw kregen katholieken het recht om eigen kerken te bouwen, maar openlijk vertoon was niet toegestaan in het protestantse Nederland. In de negentiende eeuw werden katholieken bestempeld als achterlijk en bijgelovig (p. 59). Dezelfde argumenten zijn nu nog steeds in gebruik wanneer het gaat over uitingen van religie in het openbaar (Adieu God?, 2015; McKenna, 2017). De polemiek is weinig veranderd, alleen zijn het nu niet-religieuze mensen die deze argumenten aanvoeren; zij zetten religie tegenover de waarden en normen van een vrije Westerse democratische samenleving. In de grote grondwetsherziening van 1848, onder leiding van en onder protest van Thorbecke, werd officieel een processieverbod opgenomen. Wel kregen katholieken voor het eerst het recht om op zondag de kerkklokken te luiden, mits de gemeente daartoe toestemming had gegeven (Tamimi Arab, 2017a, p. 61). Ondanks dat pasverworven recht was er weerstand; veel mensen beleefden het luiden van de kerkklokken, net als de azan nu, als het zich auditief opdringen in de publieke ruimte, religieuze belediging, geluidsvervuiling en simpelweg als onsympathiek (p. 58). Het cultureel seculiere argument dat ‘kerkklokken altijd bij de Nederlandse cultuur hebben gehoord’ valt hiermee volledig weg.

De sentimenten zoals hierboven geschetst zijn gebaseerd op cultureel secularisme. Politici, talkshowhosts en journalisten werken allemaal vanuit een idee hoe het seculiere Nederland er in hun ogen uit hoort te zien, en zij projecteren hun ideeën op de publieke ruimte. Constitutioneel secularisme daarentegen is een manier van kijken naar secularisme die zich baseert op de Nederlandse grondwet. Ruim honderdvijftig jaar na het eerste koninklijk besluit door Koning Willem I (pp. 49, 66) werd bij de grondwetsherziening van 1983-1988 een speciaal artikel toegevoegd, waarin ook rekening werd gehouden met de azan. De tekst van dat artikel is:

Klokgelui ter gelegenheid van godsdienstige en levensbeschouwelijke plechtigheden en lijkplechtigheden, alsmede oproepen tot het belijden van godsdienst of levensovertuiging, zijn toegestaan. De gemeenteraad is bevoegd ter zake regels te stellen met betrekking tot duur en geluidsniveau (artikel 10, wet openbare manifestaties).

Bij constitutioneel secularisme is de interpretatie van de scheiding tussen kerk en staat anders dan bij cultureel secularisme. Het constitutioneel secularisme ziet die scheiding als manier om de religieuze en niet-religieuze bevolking te beschermen tegen de seculiere overheid, in hun recht om zich al dan niet publiekelijk religieus te uiten (Verkaaik & Tamimi Arab, 2016, p. 254). De reactie van burgemeester Halsema op de azan van de Blauwe Moskee geeft haar interpretatie weer van seculier Nederland, ook al benadrukt ze dat het wettelijk mag. Hiermee legt zij de vinger precies op de zere plek waar deze module over gaat. Constitutioneel secularisme telt niet mee in de leefwereld van mensen, cultureel secularisme wel. Jongeren worden overladen met cultureel seculier gedachtegoed, zeker als het gaat om omstreden zaken als de azan in Nederland. Zij kunnen hun eigen (cultureel seculiere) idee pas toetsen wanneer zij bekend zijn met het constitutioneel secularisme en besef hebben van de grote betekenis van de azan voor moslims.