Wel of geen hand schudden? Een gevoelige kwestie

Het handen schudden als begroeting lijkt een vanzelfsprekende gewoonte in Nederland. Bijna iedereen doet het. Ook moslims, hoewel dit eigenlijk in strijd is met de regels van hun geloof. Maar wat betekent deze handeling eigenlijk voor hen, en hoe ervaren zij het zelf? 

En waarom is een hand geven zo beladen? Deze module werpt licht op deze vragen vanuit twee perspectieven: de gangbare Nederlandse opvatting en de zienswijze van een aantal jonge moslims in Nederland. Zij vertellen over de betekenis van het handen schudden voor henzelf, en sommigen delen de tweestrijd die zij erbij voelen. 

Download hier de pdf of word versie van deze module.

‘In Nederland schudden wij elkaar de hand.’

In Nederland en andere westerse landen is het gebruikelijk om elkaar te begroeten met een handdruk. In de 19e eeuw werd de handdruk een populair begroetingsgebaar dat door alle lagen van de bevolking werd overgenomen, als teken van vriendelijkheid, gastvrijheid, beleefdheid en vertrouwen. Vóór die tijd begroette men elkaar zonder fysiek contact, zoals met een lichte buiging, een hoofdknik of door de hoed af te nemen. 

Tegenwoordig wordt het niet geven van een hand aan iemand van het andere geslacht vaak met verontwaardiging ontvangen. Een handdruk wordt gezien als een teken van gelijkwaardigheid tussen mannen en vrouwen. Het weigeren van een hand wordt geïnterpreteerd als gebrek aan respect en zelfs als discriminatie van vrouwen. 

Bovendien wordt handen schudden beschouwd als een onderdeel van de nationale cultuur. Wie een hand geeft laat zien de omgangsvormen te kennen en onderdeel te zijn van de Nederlandse maatschappij; het niet schudden van handen kan worden opgevat als een signaal dat men niet echt deelneemt aan de Nederlandse samenleving. 

Van inwoners in Nederland met een niet-Nederlandse achtergrond wordt verwacht dat zij zich aanpassen aan de Nederlandse cultuur en aan de waarden en normen van Nederland. 


‘Als moslim toon je respect door geen hand te schudden.’ 

In de islam zijn er religieuze voorschriften die dienen als leidraad voor een leven als goede moslim. Daartoe behoren ook regels hoe mensen op een beschaafde manier met elkaar omgaan. Veel moslims in Nederland hechten niet zo veel belang aan het opvolgen van alle regels, maar sommige vrome moslims zijn strikt in het naleven van de voorschriften. 

Volgens de religieuze voorschriften is het geven van een hand aan iemand van het andere geslacht haram (niet toegestaan, verboden). Dat is zo omdat moslims geen huid-op-huid contact mogen hebben met iemand van het andere geslacht. De redenering hierachter is dat een dergelijke aanraking seksuele begeerte kan opwekken. Vanuit dit perspectief wordt het geven van een hand beschouwd als onbeleefd.  

Voor moslims is het dus juist respectvol om geen hand te geven, terwijl het wel geven van een hand als respectloos wordt gezien. De Nederlandse gewoonte om handen te schudden brengt hen daarom in een dilemma. Hoe moslims hiermee omgaan en welke keuzes zij maken, wordt beschreven in de volgende paragraaf. 


Schipperen tussen de Nederlandse normen en de religieuze regels 

Moslims worden dus geconfronteerd met twee vooroordelen wanneer ze weigeren iemand van het andere geslacht een hand te geven. Ten eerste kan dit worden gezien als het afwijzen van de gelijkwaardigheid tussen mannen en vrouwen, en ten tweede als gebrek aan interesse om deel uit te maken van de Nederlandse samenleving.  

Zo zet de gewoonte van het handen schudden sommige moslims voor een lastig dilemma: het naleven van religieuze voorschriften of het handelen volgens de normen en waarden van Nederland. Iedere moslim moet hierin zelf een beslissing nemen, omdat volgens het islamitische geloof ieder individu persoonlijk verantwoordelijk is voor zijn of haar daden en handelingenislamitisch hiernamaals Moslims geloven in het hiernamaals, het leven na de dood. De Koran spreekt van het paradijs – eeuwig geluk – en de hel. Deze Koranteksten worden door een deel van de moslims lees is dat het geloof in Allah (God in het Arabisch) en het naleven van zijn regels cruciaal zijn om in het paradijs te komen, en dat na de dood Allah iedereen zal beoordelen op basis van hun daden. De intenties achter die daden zijn volgens deze interpretatie van groot belang. tijdens het leven.

Enkele jonge moslims hebben verteld hoe zij omgaan met handen schuddenomgaan met handen schudden De moslims die in deze module aan het woord komen zijn sjiitische moslims. Een minderheid van de moslims is sjiitisch, ongeveer 15%. In de dagelijkse geloofsprak>jk zijn er slechts kleine verschillen tussen soennitische en sjiitische moslims. Sjiieten geloven dat de profeet duidelijk een opvolger heeK aangewezen die de leiding van de moslimgemeenschap moest krijgen na zijn dood: zijn neef en schoonzoon Ali Ibn Aboe Talib. Soennieten geloven dat de profeet niemand heeK aangewezen. Sjiitische moslims in Nederland zijn overwegend mensen die in de jaren ’90 zijn gevlucht uit Afghanistan, Irak en Iran.. Zij komen hieronder aan het woord.  

Amina

Amina (24 jaar, wetenschappelijk medewerker, geboren in Irak, vluchtte met haar ouders en broers als peuter naar Nederland) heeft na veel wikken en wegen gekozen om wel een hand te geven, ook al is dat tegen de regels van haar geloof. Ze zegt: “Officieel hoor je geen hand te geven. Er hoort gewoon geen lichamelijke aanraking te zijn. Dat is verboden. En dat geldt voor mannen en vrouwen. Heel veel mensen denken dat een moslimman een vrouw geen hand geeft omdat een vrouw minderwaardig is, maar daar heeft het niks mee te maken. Het heeft te maken met seksuele aantrekkingskracht. Maar goed, ik volg deze regel dus niet meer op. Dat vind ik heel jammer, maar ik merk dat het niet anders kan. Mensen accepteren het gewoon niet als je vanwege je geloof niet de hand schudt, ook al leg je uit dat dat niet persoonlijk bedoeld is maar dat het te maken heeft met je geloofsprincipes.”  

Amina is bang dat ze mensen kwetst als ze geen hand geeft. Vandaar haar besluit. “Maar ik bega daarmee wel een zonde”, zegt ze. Het knaagt aan haar. Heeft ze wel hard genoeg geprobeerd? Moet ze het toch niet beter uitleggen?  

Kamran

Kamran (23 jaar, student, geboren in Afghanistan, kwam toen hij 6 jaar was als vluchteling in Nederland aan met zijn ouders) heeft een tijdje geprobeerd om vrouwen geen hand te geven.  

“Ik had daarvoor gekozen, omdat het religieuze voorschrift nu eenmaal zo is. Maar overal waar ik kwam kreeg ik heel veel kritiek en scheve blikken. Na een paar maanden ben ik ermee gestopt want het was een hel. Nederlanders en ook veel moslims moesten niks meer van me hebben. Toen dacht ik: ‘ik doe hier meer kwaad dan goed mee, laat ik er mee stoppen.’ Het was niet goed voor het beeld dat men heeft van moslims, en het was ook niet goed voor mezelf om me zo te isoleren. Ik leek wel een soort monster opeens, terwijl ik het toch deed vanuit respect.”  

Als je de islam in een westers land heel strikt wil naleven dan bestaat het gevaar dat je je isoleert van de samenleving, legt Kamran uit, en dat is absoluut niet waar zijn geloof voor staat. Hij redeneert dat vrouwen een hand geven minder slecht is dan met je rug naar de maatschappij gaan staan, dus daarom heeft Kamran besloten voortaan een hand te geven. 

Abbas

Abbas (20 jaar, student, geboren in Irak, woont sinds zijn 10e jaar in Nederland samen met ouders en twee zusjes) steekt niet zelf zijn hand uit, maar neemt een uitgestoken hand wel aan.  

‘Als ik een meisje of een dame zie dan steek ik niet uit mezelf mijn hand uit als ik het ook met een andere begroeting kan doen. Maar als zij haar hand uitsteekt uit respect voor mij, dan is het moeilijk. Je kunt dan wel een heel verhaal gaan houden, maar de vraag is of dat verhaal niet heel negatief gaat uitpakken. Je kunt dan beter die hand schudden. Het gaat tenslotte om de intentie.’  

Abbas redeneert dat het niet aannemen van een uitgestoken hand kan worden opgevat als onbeleefd. Dat is juist niet zijn bedoeling. Dus dan maar de uitgestoken hand aannemen.  

Sarah

Ook Sarah (22 jaar, sociaal werker, geboren in Nederland, christelijk opgevoed en bekeerd tot de islam) wacht bij een ontmoeting af wat de ander doet. “Ik zal een uitgestoken hand niet weigeren, al twijfel ik even wat ik moet doen, omdat het eigenlijk niet mag. Maar ik ga die hand niet ontwijken. Ik steek hem alleen niet zelf eerst uit. Nee, in Nederland kun je echt geen hand weigeren, dan breng je jezelf gigantisch in de problemen. Hier is het gewoon een soort routine en vergeet je wie je een hand geeft. Als je het niet doet dan leg je er juist nadruk op. Dán krijgt het die lading. Onze samenleving is gewoon anders ingericht.”  

Hoe minder je hier als moslim de aandacht op vestigt, hoe beter, denkt Sarah. Een hand geven is in Nederland nu eenmaal een gepaste en terloopse handeling, dus een uitgestoken hand neemt ze aan.  

Rafi

Voor Rafi (29 jaar, tandarts, geboren en getogen in Afghanistan, op 17-jarige leeftijd voor de Taliban gevlucht samen met een vriend en in Nederland terechtgekomen) is de kwestie van handen schudden een non-issue. “Ik vind het onzin om van handen schudden een punt te maken hier in Nederland. Ik geef gewoon een hand. Kijk, bij elke actie moet je de bedoeling van de actie bekijken. Wel of niet handen schudden, dat is niet essentieel. De islam is niet bedoeld om het leven van mensen ingewikkeld te maken.” Net als Abbas en Sarah plaatst Rafi zijn acties in de Nederlandse context en doet wat naar zijn inzicht het meest gepast is.  

Yasmina

Yasmina (18 jaar, student, geboren in Nederland, ouders moslim) wil actief laten zien dat moslims gewoon deel uitmaken van de Nederlandse samenleving. Ze zegt: “Ik wil tegengaan dat men hier het beeld krijgt zoals dat van de man die geen handen schudt met de minister.3 Want zo hoort het niet. Ik schud wel gewoon handen. We zijn hier in het Westen en we moeten laten zien dat wij ons een beetje aanpassen.”  

Yasmina vindt het belangrijk om tegenwicht te bieden aan het negatieve beeld dat ontstaat doordat sommige moslims opzichtig weigeren een hand te geven aan iemand van het andere geslacht. Ze steekt zelf haar hand uit bij een ontmoeting. Dat doet haar moeder ook, maar die zorgt er dan voor dat ze mooie handschoenen aan heeft zodat er geen aanraking is met haar blote hand.  

Conclusie

Voor niet-moslims is een hand geven als begroeting een bijna terloopse handeling. Zij weten meestal niet om welke reden sommige moslims moeite hebben met het handen schudden. Vaak wordt verondersteld, onterecht, dat het te maken heeft met het niet onderschrijven van Nederlandse waarden en normen, of door gebrek aan respect voor de andere sekse. De echte reden is dat moslims volgens de regels van hun geloof geen huid-op-huid contact mogen hebben met iemand van het andere geslacht.  

Toch geven verreweg de meeste praktiserende moslims in Nederland bij het begroeten een hand, ook als het gaat om een persoon van het andere geslacht. Wel hebben zij er dan goed over nagedacht om welke reden zij dat doen, en met welke intentie, zodat ze het kunnen verantwoorden. Er gaat dus een weloverwogen persoonlijk besluit aan vooraf. Voor sommige moslims blijft het een gevoelige kwestie, andere hebben er nauwelijks moeite mee.  

De gevoeligheden achter de ogenschijnlijk kleine geste van het handen schudden kwamen aan het licht tijdens het religiewetenschappelijke onderzoek van Annemeik Schlatmann. Zij ging in gesprek met praktiserende jongvolwassen moslims over de manier waarop zij islamitische religieuze regels naleven in de Nederlandse samenleving. 

Lesgeven over ‘Wel of geen handen schudden?’

Onderwerpen binnen handen schudden

Onderwerpen: Cultuur, thuis voelen, jezelf zijn, godsdienstvrijheid, vrijheid van meningsuiting

Gerelateerde vakken: Levensbeschouwing, maatschappijleer, Nederlands

Vakdidactische uitleg

Levensbeschouwelijk waarderen

Een basisprincipe van levensbeschouwelijk onderwijs is leerlingen leren levensbeschouwelijk te waarderen en daarmee levensbeschouwelijk te communiceren (van Wilgenburg, 2020, p. 214). Al het onderwijs met een levensbeschouwelijk karakter zou één of meerdere van onderstaande basishandelingen moeten (door)ontwikkelen bij jongeren. Anders gezegd: onderwijs dat één of meer van onderstaande basishandelingen belicht, is óók met levensbeschouwelijke ontwikkeling bezig. Met name in het geschiedenisonderwijs, maar ook filosofie en maatschappijleer is dit duidelijk of via kleine aanpassingen in het onderwijs goed te integreren. 

In het Handboek vakdidactiek levensbeschouwing en religie geeft vakdidacticus Arwin van Wilgenburg vijf didactisch basishandelingen mee als handvatten voor docenten (van Wilgenburg, 2020). Deze didactische basishandelingen zijn:

  1. Sensibiliteit ontwikkelen en tonen
  2. Het opsporen van persoonlijke waarden
  3. Oriënteren op gemeenschappen en bronnen
  4. Ethisch en levensbeschouwelijk denken en communiceren
  5. Ethisch en levensbeschouwelijk/godsdienstig handelen

De volgorde van deze vijf basishandelingen heeft een logica in moeilijkheid en abstractieniveau, maar is niet dwingend van karakter.

De twee werkvormen die hieronder zijn uitgewerkt zorgen in combinatie met elkaar dat leerlingen, afhankelijk van het onderwerp, automatisch werken aan alle vijf basishandelingen en daarmee leren levensbeschouwelijk waarderen en communiceren.

Klassengesprek

“Het klassengesprek is een werkvorm waarbij leerlingen gelegenheid krijgen om ideeën, ervaringen, gevoelens en standpunten naar voren te brengen” (Wilschut, van Straaten, & van Riessen, 2004, p. 320). De docent heeft de rol als procesbegeleider, de leerlingen communiceren direct met elkaar. Het is van belang dat de docent begeleidt in het proces van uitwisseling, niet om een opbrengst te bewerkstelligen.

Een klassengesprek is bij uitstek geschikt bij de volgende voorbeelden:

  1. Een opmerkelijke of aangrijpende gebeurtenis uit de actualiteit. Leerlingen kunnen hun emoties hierover kwijt in een veilige omgeving.
  2. Verkenning van hoe het eraan toegaat in de ‘grotemensenwereld’. De nadruk ligt minder op eigen emoties en meningen, maar om het zichtbaar maken van algemeen menselijk gedrag, waarden, normen en belangen. Deze variant ondervangt simplistische meningsvorming over het verleden en/of De Ander.
  3. Een verrassend historisch feit. Leerlingen krijgen de mogelijkheid om hun mening te ventileren, maar ook om op zoek te gaan naar mogelijke verklaringen van het menselijk gedrag in het verleden.

Ronde tafel

De werkvorm ronde tafel is geïnspireerd op de debatvorm ‘kort geding’ (Hoogeveen & Winkels, 2006, p. 92), maar met als doel om tot uitwisseling van gedachten en argumenten komen. Leerlingen doorlopen de werkvorm met toebedeelde meningen rondom een stelling, zodat zij perspectiefwissels leren en binnen een veilige setting hierover kunnen nadenken. Aan het einde van de werkvorm krijgen zij de mogelijkheid al dan niet hun eigen mening te bespreken met anderen.

Wanneer alle voorbereiding tijdens de les gebeurt, dan kost deze werkvorm 2 lesuren.
Sterke puntenOverdenkingen
Leerlingen leren situaties van verschillende kanten te bekijken, voordat ze met een oordeel komen.Het onderwerp dient uitvoerig bestudeerd te worden. Dit is tijdrovend.
Leerlingen leren situaties in een groter geheel te plaatsen. 
  1. De docent (eventueel in samenspraak met de leerlingen) formuleert een stelling.
    De stelling is ondubbelzinnig en zet aan tot argumenten voor en tegen de stelling.
  2. De docent maakt groepen van 5 of 6 leerlingen per groep.
    Rolverdeling in de groep
    1. Verdediger van de stelling
    1. Aanvaller van de stelling
    1. Voorstanders van de stelling
    1. Tegenstanders van de stelling
    1. De voorzitter
    1. Notulist (eventueel)
  3. Informatie verzamelen
    Iedereen bereidt zich inhoudelijk voor op het onderwerp. Aangezien de hele klas met dezelfde stelling werkt, kunnen de mensen met dezelfde rol uit andere groepen ook met elkaar samenwerken om zo nog beter onderzoek te doen.

De verdedigers/aanvallers zijn de leiders van de respectievelijke voor of tegen groep. De voorzitter en notulist helpen de beide groepen en worden aangestuurd door de voor- en tegenstanders om specifieke informatie te verzamelen.

Voorbereiden

  • De verdedigers/aanvallers bereiden hun startpleidooi en slotbeschouwing voor (beide maximaal 5 minuten).
  • De voor- en tegenstanders gaan hun eigen verhaal na.
  • De voorzitter en notulist bedenken hun procesbegeleiding en de onderlinge afspraken (docent helpt)

Start

  • De voorzitter bespreekt de gedragsregels en de manier van werken binnen de groep.

Het proces

  • De verdediger/aanvaller houden hun startpleidooiOnder leiding van de voorzitter ontstaat er een gesprek met de voor- en tegenstanders. De verdediger/aanvaller bevraagt de voor- en tegenstanders, zodat iedereen in de groep elkaars mening zo goed mogelijk probeert te begrijpen. Hierin is het niet de bedoeling in een debat te raken!De notulist schrijft hoofdzaken op. Als er geen notulist is, dan doet de voorzitter dit.De notulist/voorzitter vat samen wat er gezegd is.
  • Evaluatie
  • De groep bespreekt twee uitkomsten:1. Wat heeft dit gesprek jou voor inzichten gegeven over het onderwerp? 2. Alles gehoord hebbende: wat is jullie gezamenlijke conclusie over dit onderwerp?

Een korte nabespreking onder leiding van de docent. Denk aan vragen, als:

  • Hoe verliep het rondetafelgesprek?
  • Kwamen standpunten voldoende duidelijk naar voren?
  • Welke inzichten zijn verkregen rondom de algemene probleemstelling?

Voor een levensbeschouwelijke ronde tafel is het bij de evaluatie van belang om te benadrukken dat in vrije democratische samenlevingen verschillende meningen worden geaccepteerd en dat het vooral gaat om hoe jij hier als individu mee omgaat.

Praktisch gebruik ‘Wel of geen handen schudden?’

Leren levensbeschouwelijke waarderen via een inleidend klassengesprek, kort geding en een afsluitend klassengesprek.

De didactische basishandelingen voor levensbeschouwelijk waarderen zijn (van Wilgenburg, 2020):

  1. Sensibiliteit ontwikkelen en tonen
  2. Het opsporen van persoonlijke waarden
  3. Oriënteren op gemeenschappen en bronnen
  4. Ethisch en levensbeschouwelijk denken en communiceren
  5. Ethisch en levensbeschouwelijk/godsdienstig handelen.

In onderstaande uitwerking wordt per werkvorm genoemd aan welke basishandeling gewerkt wordt.

1. Inleidend klassengesprek

Didactische basishandeling:

1: sensibiliteit ontwikkelen en tonen

2: opsporen van persoonlijke waarden

Duur: 10-20 minuten

In dit eerste klassengesprek staan de emoties van de leerlingen rondom dit onderwerp centraal (voorbeeld 1). Leg als docent de regels rondom handen schudden in de islam uit. Vraag de mening van de leerlingen en probeer zelf zo min mogelijk te sturen. Het gaat erom dat de leerlingen erachter komen wat ze eigenlijk vinden over het feit dat er mensen zijn die vanwege hun geloof liever geen handen schudden met mensen van het andere geslacht. En dat ze nadenken over hoe ze hier zelf mee om zouden gaan.

2. Ronde tafel

Didactische basishandeling:

1: Sensibiliteit ontwikkelen en tonen

3: Oriënteren op gemeenschappen en bronnen

4: Ethisch en levensbeschouwelijk denken en communiceren

De stappen van de ronde tafel worden uitgebreid uitgelegd bij de algemene vakdidactiek. Hieronder staan de stappen, met daarin direct de invulling voor de Module Wel of geen hand geven, een gevoelige kwestie.

Duur: 1 tot 2 lesuren (afhankelijk van het opgeven van huiswerk)

Benodigdheden:

  • flexibel lokaal
  • papieren of digitale stemmogelijkheid
  • theoretische achtergrond Wel of geen hand geven, een gevoelige kwestie.
  • flyer Mark Rutte: Aan alle Nederlanders

1. Stelling formuleren

Voorgestelde stelling:

    ‘Het is een teken van respect voor de Nederlandse cultuur als iedereen in Nederland elkaar de hand schudt bij een ontmoeting.’

    Rolverdeling in de klas

    In de meeste gevallen is het verstandig om als docent zelf een rolverdeling te maken. Op deze manier heb je in de hand wie welk type rol toebedeeld krijgt. In verband met ‘sensibiliteit ontwikkelen’ is het een idee om leerlingen een rol buiten hun comfortzone te geven. In het schema hieronder staan de rollen kort uitgelegd, met daarbij de vaardigheden die binnen de rol ontwikkeld worden.

    RollenTips
    Verdediger van de stellingGrote rollen, veel samenwerken en delegeren. Leiderschapskwaliteiten, argumenteren, op de voorgrond treden
    Aanvaller van de stelling
    Voorstander van de stellingMiddelgrote rollen, in voorbereiding verwoorden wat nodig is om de rol goed voor te bereiden. Verhaal vertellen, empathie krijgen
    Tegenstander van de stelling
    De voorzitterDe leider van het kort geding Overwichtig, duidelijk en vriendelijk
    Notulist (eventueel)Stille kracht op de achtergrond. Goede samenwerking met voorzitter. Observeren, analyseren, samenvatten

    Informatie verzamelen

    Aandachtspunt voor de docent: de personen die geïnterviewd zijn in het kader van het onderzoek vanuit Religious Matters kiezen er allemaal voor om wel handen te schudden. De groep tegen de stelling moet dus echt goed de argumenten lezen en perspectiefwissels toepassen voor hun kant van de zaak.

    Uitdelen achtergrond theorie Module Wel of geen hand geven, een gevoelige kwestie en Flyer Mark Rutte: Aan alle Nederlanders.

    Iedereen bereidt zich inhoudelijk voor op het onderwerp.

    RollenTips
    Verdediger van de stellingVerdiepen zich helemaal in de theoretische achtergrond. Daarnaast vragen ze aan anderen om informatie te vinden buiten deze bron om.
    Aanvaller van de stelling
    Voorstander van de stellingLezen de theoretische achtergrond aandachtig. Vragen anderen argumenten te vinden die hun getuigenis kracht bijzetten. Bedenk zowel religieuze als niet-religieuze getuigen.
    Tegenstander van de stelling
    De voorzitterLezen de theoretische achtergrond. Helpen achtief informatie zoeken waar nodig
    Notulist

    Voorbereiden

    RollenTips
    Verdediger van de stellingBereiden een startpleidooi voor van maximaal 5 minuten Ze mogen ook buiten de achtergrondtheorie om argumenten bedenken, maar de theorie vormt de basis. Afstemming met getuigen.
    Aanvaller van de stelling
    Voorstander van de stellingSchrijven hun eigen verhaal/getuigenis. Binnen de vóór- en tegengroep afstemming in verhalen en met de advocaten
    Tegenstander van de stelling
    De voorzitterBedenken hun procesbegeleiding (zie ook punt 6), de gedragsregels en onderlinge samenwerking (docent helpt)
    Notulist

    Start

    De voorzitter bespreekt de gedragsregels en de manier van werken binnen de groep.

    Het proces

    • De verdediger/aanvaller houden hun startpleidooi
    • Onder leiding van de voorzitter ontstaat er een gesprek met de voor- en tegenstanders. De verdediger/aanvaller bevraagt de voor- en tegenstanders, zodat iedereen in de groep elkaars mening zo goed mogelijk probeert te begrijpen. Hierin is het niet de bedoeling in een debat te raken!
    • De notulist schrijft hoofdzaken op. Als er geen notulist is, dan doet de voorzitter dit.
    • De notulist/voorzitter vat samen wat er gezegd is.
    • De groep bespreekt twee uitkomsten:
      • Wat heeft dit gesprek jou voor inzichten gegeven over het onderwerp?
      • Alles gehoord hebbende: wat is jullie gezamenlijke conclusie over dit onderwerp?

    Evaluatie

    Een korte nabespreking onder leiding van de docent. Begin met onderstaande vragen en ga daarna over in het afsluitende klassengesprek, zoals hieronder staat beschreven. Denk aan vragen, als:

    • Hoe verliep het rondetafelgesprek?
    • Hoe was het om een standpunt toebedeeld te krijgen?
    • Kwamen standpunten voldoende duidelijk naar voren?

    3. Afsluitend klassengesprek

    Didactische basishandeling:

    1: Sensibiliteit ontwikkelen en tonen

    2: Het opsporen van persoonlijke waarden

    4: Ethisch en levensbeschouwelijk denken en communiceren

    5: Ethisch en levensbeschouwelijk/godsdienstig handelen (in het dagelijks leven)

    Duur: 10-20 minuten

    In dit afsluitende klassengesprek staat de verkenning centraal (voorbeeld 2). De leerlingen denken na over de verschillende perspectieven die ze hebben gehoord tijdens het rondetafelgesprek. Vragen waar antwoord op gezocht kan worden:

    • Hoe weet je nu of iemand liever wel/niet jouw hand schudt?
    • Hoe zou je handelen als je iemand ontmoet waarvan je vermoedt dat diegene liever niet jouw hand schudt?
    • Hoe zou jij je voelen en wat zou je zeggen/doen wanneer iemand bewust je hand niet schudt, terwijl je deze wel uitsteekt?
    • Lukt het je om, na deze les(sen), meer te begrijpen/accepteren waarom mensen dit een lastige kwestie vinden?

    Bibliografie

    Baumgartner, Christoph. 2019. ‘(Not) Shaking Hands with People of the Opposite Sex. Civility, National Identity and Accommodation.’ In: Jonathan Seglow and Andrew Shorten (eds.), Religion and Political Theory: Secularism, Accommodation and the New Challenges of Religious Diversity. London: Rowman and Littlefield International, 119-136. 

    Hoogeveen, P., & Winkels, J. (2006). Het didactische werkvormenboek. Assen: Koninklijke Van Gorcum.

    Schlatmann, Annemeik. 2016. ‘Shi‘i Muslim youth in the Netherlands: Negotiating Shi‘i Fatwas and Rituals in the Dutch Context’. PhD dissertatie, Universiteit Utrecht.  

    van Wilgenburg, A. (2020). Leren levensbeschouwelijk waarderen door middel van vijf didactische basishandelingen. In M. van Dijk-Groeneboer (Red.), Handboek Vakdidactiek Levensbeschouwing & Religie (pp. 214-225). Studio.

    Wilschut, A., van Straaten, D., & van Riessen, M. (2004). Geschiedenisdidactiek, handboek voor de vakdocent. Bussum: Uitgeverij Coutinho.