Een stormachtige geschiedenis Vlak achter de Wallen in Amsterdam staat het oudste gebouw van de stad: de Oude Kerk. Wat in 1300 begon als houten bouwsel groeide uit tot een prachtige en grote kerk die het middelpunt vormde van het laatmiddeleeuwse stadsleven. Behalve kerk was de Oude Kerk ook een handelsplaats en een ideale ruimte om zeilen van schepen te repareren. Allerlei mensen maakten dus gebruik van de grote overdekte ruimte. In de 16e eeuw kwam daar vrij abrupt een eind aan, maar tegenwoordig maken opnieuw verschillende groepen gebruik van de Oude Kerk. Daarover gaat deze lesmodule. De centrale vraag is: van wie is het gebouw eigenlijk? Wie mag bepalen wat met en ín het gebouw gebeurt? Late middeleeuwen: De Oude Kerk als overdekt stadsplein Rond 1300 bouwden vissers een houten kapel die zij St. Nicolaaskapel noemden, naar de beschermheilige van de schippers. Het houten gebouw werd later vervangen door een stenen kerk en steeds uitgebreid met extra kapellen. Zo werd het de enorme kerk die het nu is, met een vloeroppervlakte van 3000 m2 en een toren van 70 m hoog. In de Oude Kerk werden toen ook mensen begraven, en eromheen was een kerkhof. Er lagen ooit wel 12000 mensen begraven. Die graven zijn in later eeuwen geruimd. Ondanks zijn enorme afmetingen valt het gebouw bijna niet op. Dat komt doordat het ingesloten ligt tussen de drukke en kleine straatjes van het oude centrum van Amsterdam. Toen begin 15e eeuw om de hoek, op de Dam, een nieuwe kerk werd gebouwd die men de Nieuwe Kerk noemde werd de oude St. Nicolaaskerk al snel omgedoopt tot Oude Kerk. De Oude Kerk was in de late middeleeuwen de ontmoetingsplaats voor allerlei burgers. Zo had de kerk nauwe banden met de gildes. Die hadden in de kerk elk een eigen altaar hadden waar zij konden bidden voor overleden of zieke makkers. De vissers maakten gebruik van de grote overdekte ruimte van de kerk om er hun zeilen en visnetten te repareren. En de kerkklokken waren een belangrijk communicatiemiddel in de stad. Ze werden geluid om de tijd aan te geven, om de mis aan te kondigen, en om het overlijden van mensen bekend te maken. Van katholiek naar protestant Dit alles veranderde toen in 1517 Maarten Luther zijn 95 stellingen op een kerkdeur spijkerde. In zijn document klaagde hij de wantoestanden aan in de katholieke kerk. Dit wordt gezien als de oorsprong van het protestantisme, want de ideeën van Luther verspreidden zich snel en sloegen overal in Noordwest-Europa aan. In de grote steden, waar kooplieden nieuws verspreidden uit andere gebieden, begon het te broeien. Mensen waren boos over de rijkdom van de katholieke kerken en over de manier waarop katholieken God vereerden. Mensen waren boos omdat ze honger hadden en in slechte omstandigheden leefden. In 1566 plunderden en vernielden ze overal in de Lage Landen de katholieke kerken. Deze reeks van gebeurtenissen kennen wij nu als de Beeldenstorm. Ook de Oude Kerk, al 250 jaar een ruimte van rust, vrede en veiligheid voor de Amsterdammers, ontkwam niet aan deze verwoestingen. Terug in de tijd (van Dael, 2010, p. 87) 23 augustus 1566 – Beeldenstorm in Amsterdam Op vrijdag 23 augustus 1566 begaven enige Antwerpse kooplieden die pas in Amsterdam waren aangekomen, zich naar de Warmoesstraat. Hier kwamen handelaars bijeen om zaken te doen. De Antwerpenaren lieten stukken albast en marmer zien die afkomstig waren van de altaren en beelden die drie dagen eerder tijdens de Beeldenstorm in de Antwerpse Onze-Lieve-Vrouwekerk waren stukgeslagen. Het gerucht verspreidde zich in Amsterdam en er ontstond overal onrust in de stad. In de Oude Kerk zouden enige kinderen gedoopt worden. Onder de aanwezigen was een aantal oproerkraaiers. Een van hen eiste dat de doop voltrokken zou worden in de landstaal [in plaats van Latijn, zoals standaard was binnen katholieke diensten. Red.]. Toen ging men tot actie over. Jasper, de korendrager, greep het bord van het sacramentshuis, hij las de tekst en smeet het bord in stukken. Jongens begonnen stenen te gooien naar de altaren. Lange Weyn, een huisvrouw, sloeg met haar pantoffel het glas kapot van het kastje met een Mariabeeld op het Maria-altaar bij de Sebastiaanskapel. Haar meid Trijn trok het beeld uit het kastje en beroofde het van de juwelen waarmee het versierd was. Intussen liepen vier voormannen van de gereformeerden op de Dam heen en weer om te laten zien dat zij niets met de Beeldenstorm te maken hadden. In allerijl stuurde de vroedschap schout Pieters, bijgenaamd Draekenblied, met veertig mannen naar de Oude Kerk waar zij met hun geweren op de beeldenbrekers insloegen. Een schot in de lucht veroorzaakte paniek, waardoor een meisje werd doodgedrukt in de zuidingang. De schout en zijn rakkers moesten de aftocht blazen, waarna het stormen doorging. Uiteindelijk liet de menigte zich door de schutterijen bewegen de kerk te verlaten. De Nieuwe Kerk en alle kapellen in de stad bleven die dag ongemoeid. In de tweede helft van de 16e eeuw kreeg Amsterdam een protestants stadsbestuur. De katholieken met hoge functies werden de stad uit gezet, en het gewone katholieke volk kon alleen nog bijeenkomen in schuilkerken. De Oude Kerk kwam in handen van protestantse gelovigen en bestuurders. Het gebouw was niet langer een overdekt stadsplein: het bidden voor zieleheil bij de vele altaren en alle activiteiten waarvoor men de kerk altijd had gebruikt moesten wijken. In de Oude Kerk werden alleen nog gereformeerde kerkdiensten gehouden. In de twee volgende eeuwen werd het kerkgebouw niet langer gebruikt voor scheepszeilreparaties, gemeentelijke administratie en handel. De kerkklokken gaven alleen nog de tijd aan, en de kerk verloor zijn functie als ontmoetingsplaats. Dit werd nog versterkt toen in 1795 de scheiding tussen kerk en staat in de wet werd vastgelegd. Daarmee ging de verantwoordelijkheid voor de Oude Kerk over van de gemeente Amsterdam naar de Nederduyts Hervormde gemeente. De burgemeester pronkte nog wel met het mooie gebouw wanneer hij een rondje liep met zijn zakenpartners, maar de beslissingen werden genomen door de geloofsgemeenschap. In de 19e eeuw kwamen er eigenlijk alleen nog mensen binnen die bij de kerkgemeente hoorden. Eeuwenlang droeg de geloofsgemeenschap zorg voor het gebouw en de inboedel, maar halverwege de twintigste eeuw was dit niet meer vol te houden. Na de Tweede Wereldoorlog was de Oude Kerk zo bouwvallig dat het te gevaarlijk werd om er naar binnen te gaan. De deuren moesten sluiten totdat de kerk gerestaureerd zou zijn. Maar de geloofsgemeenschap kon deze kostbare verbouwing niet betalen. Daarom werd in 1955 werd Stichting de Oude Kerk opgericht, die verantwoordelijk werd voor het kerkgebouw. In de overdracht werd duidelijk vastgelegd dat de geloofsgemeenschap, de Oudekerkgemeente, de kerk óók mag gebruiken, met name voor de erediensten. In 2016 heeft de Oude Kerk de status van museum gekregen, waardoor er een nieuwe situatie is ontstaan. Oude Kerk opnieuw overdekte ontmoetingsplek. Maar wie bepaalt? De Oude Kerk heeft nu weer een diversiteit aan bezoekers. Allereerst is het een museum waarin tentoonstellingen plaatsvinden. Tegelijk gebruikt de Oudekerkgemeente het gebouw voor de erediensten. Daarnaast is het monumentale pand van grote historische waarde voor de gemeente Amsterdam, en een iconisch pand in het stadsdeel. En tot slot proberen zowel Stichting de Oude Kerk als de Oudekerkgemeente via verschillende initiatieven de buurt bij het kerkgebouw te betrekken om de publieke ‘buurtfunctie’ weer te laten opleven. Al deze visies en idealen, elk met eigen gebruik van de ruimte in de kerk, moeten harmonieus samengaan. In de praktijk blijkt dit wel eens lastig te zijn. 0 Inleiding en theoretisch kader Module 0, lees dit eerst! Clive Erricker biedt met het door hem ontwikkelde didactische model (2010) een conceptuele benadering van het vak Godsdienst/Levensbeschouwing. Hij koppelt in zijn model het narratief en de belevingswereld van leerlingen aan religieuze concepten en actuele religieuze fenomenen. Modules waarin gewerkt wordt met Conceptuele benadering: Een roep in de seculiere woestijn Het didactische model van Erricker maakt onderscheid in drie types concepten (pp. 112-113): A-concepten zijn begrippen die algemeen bekend zijn voor zowel religieuze- als niet-religieuze ervaringen. Denk aan: lijden, rechtvaardigheid en vrijheid. B-concepten zijn begrippen die voorkomen in nagenoeg alle religies en gebruikt worden in de fenomenologische benadering van religie. Denk aan: heilig, profeet en verlossing. C-concepten zijn sleutelbegrippen die specifiek zijn voor een bepaalde religie. Denk aan: heilige Drie-eenheid, Dukkha en Oemma. Alle mensen hebben een eigen interpretatie van of verhouding tot A-concepten. Door leerlingen hier eerst, vanuit hun eigen leven, over na te laten denken, landen de B- en C-concepten in een later stadium beter. Het is ook mogelijk om juist bij een C-concept te starten, waardoor leerlingen er uiteindelijk achter komen dat dit C-concept toch niet zo ver van hun eigen wereld afstaat als zij dachten. Om de gang van A- naar C-concept in goede banen te leiden, heeft Erricker onderstaande cyclus opgesteld. Figuur: Cyclus conceptuele toepassing In de bijdrage Het didactische model van Clive Erricker: een conceptuele benadering van het vak Godsdienst/Levensbeschouwing omschrijft Jeannette den Ouden (2020, p. 334) de stadia van het conceptuele model als volgt: 1. Communiceren Verkennen en expliciteren van eigen ervaringen en daaruit afgeleide opvattingen over een bepaald levensbeschouwelijk concept.> Wat is mijn mening eigenlijk over dit A-concept? [red.] 2. Toepassen Eigen opvattingen over dit bepaalde concept toepassen op een specifieke situatie of context om de eigen opvattingen te kunnen herkennen, problematiseren, bevragen, rechtvaardigen, nuanceren, etc.> Welke voor- en nadelen zijn rond dit concept te vinden? [red.] 3. Informeren Onderzoek naar de interpretaties en betekenissen van het concept waar de cirkel is gestart of van een daarmee samenhangend religieus/levensbeschouwelijk concept of van een nieuw geïntroduceerd concept.> Wat betekent het C-concept eigenlijk voor mensen? [red.]. Eventuele introductie van het B-concept. 4. Contextualiseren Het concept onderzoeken in de concrete context van levensbeschouwelijke praktijken en teksten, zowel vergelijkend (dus in diverse levensbeschouwelijke contexten) als verdiepend binnen de context van een bepaalde of enkele levensbeschouwing(en).> Hoe werkt het C-concept in specifieke situaties? Welk B-concept past erbij? [red.] 5. Evalueren Deze fase kent twee componenten, namelijk de vraag naar de waarde van het concept voor een persoon die behoort tot een bepaalde levensbeschouwelijke groep en voor de leerling zelf.> Wat betekent het C-concept vanuit het insider-perspectief en vanuit het outsiderperspectief? Hoe verhoudt het C-concept zich tot het A-concept en mijn ideeën over het A-concept? [red.] Het seculiere paradigma ‘Nederland is een seculiere samenleving.' Wat houdt dit in? Hoe kunnen we ‘seculier’ uitleggen, en naleven? Hoe moeten we dan kijken naar regelgeving? Het seculiere paradigma is precies waar Omstreden Zaken zich mee bezighoudt. Het is het centrale thema dat de basis vormt van alle lesmodules van Omstreden Zaken. Een goed begrip ervan is noodzakelijk om het meeste te halen uit het lesmateriaal. Wij raden docenten aan om als eerste dit thema te lezen. Graag een printbare versie? Download hier de lesmodule in pdf en hier in word. Foto overzichtspagina lesmodules: Kris Fricke, bron Flickr De grootste moskee van Europa In deze module gaan we gaan terug naar de 17e eeuw, toen sommige geloofsgemeenschappen die destijds minderheden vormden alleen in schuilkerken bijeen konden komen. Pas in latere tijden kregen zij de vrijheid om als gemeenschap in de openbaarheid te komen en kerken te bouwen. Welke parallellen zijn er te trekken met de moskeeën die nu worden gebouwd? Graag een printbare versie? Download hier de lesmodule in pdf en hier in word. Foto: De Kuip Rotterdam, bron: Wikimedia Commons Een roep in de seculiere woestijn Nederland is een land waarin de vrijheid voor iedereen beschermd wordt. Toch is vrijheid niet vanzelfsprekend, ook niet in het Nederland van nu. Zo kunnen de mensenrechten ‘vrijheid van meningsuiting’ en ‘bescherming tegen discriminatie’ botsen. Graag een printbare versie? Download hier de lesmodule in pdf en hier in word. Foto overzichtspagina lesmodules: De Blauwe Moskee Amsterdam, bron: Wikimedia Commons Over Omstreden Zaken Onze samenleving wordt gekenmerkt door een hoge mate van ontkerkelijking én religieuze diversiteit. Religie gaat niet alleen over ideeën en overtuigingen, zoals vaak wordt gedacht, maar ook over de manier waarop mensen het ‘hogere’ ervaren via gebouwen, beelden, objecten, voedsel en het lichaam. Die uitingen roepen vaak discussie op in de maatschappij. Precies hierover gaat het lesmateriaal dat Omstreden Zaken aanbiedt. Vragen die aan de orde komen zijn bijvoorbeeld: Hoe functioneren religies door middel van specifieke menselijke handelingen en materiële vormen? Aan wat voor machtsrelaties zijn deze religieuze uitingen onderhevig? En hoe zorgen die handelingen en materiële vormen ervoor dat religies naast elkaar kunnen bestaan of juist met elkaar botsen? Docenten kunnen dit lesmateriaal, dat bestaat uit losse lesmodules, naar eigen inzicht in hun lessen gebruiken om leerlingen te laten ontdekken op welke manieren religie in hun eigen leefwereld een rol speelt. Het op Omstreden Zaken aangeboden lesmateriaal laat zien dat het interessant, leuk en belangrijk is je met deze onderwerpen bezig te houden, omdat het helpt te begrijpen hoe de Nederlandse maatschappij in elkaar zit. Het lesmateriaal van Omstreden Zaken is gebaseerd op wetenschappelijke kennis die voortkomt uit het onderzoeksproject ‘Religious Matters in an Entangled World’ (www.religiousmatters.nl, 2016-2025) onder leiding van prof. Birgit Meyer, Universiteit Utrecht. Met regelmaat zullen nieuwe lesmodules worden toegevoegd, gebaseerd op nieuw onderzoeksmateriaal. Wilt u geïnformeerd worden als er nieuwe lesmodules op Omstreden Zaken verschijnen? Heeft u vragen of opmerkingen over het lesmateriaal? Stuur dan een mail naar omstredenzaken@uu.nl . https://vimeo.com/651498062 Birgit Meyer, hoogleraar Religiewetenschap, over onderzoeksproject Religious Matters in an Entangled World Dialoog “Een dialoog is een open gesprek, waarbij de leerlingen samen een onderwerp verkennen door ideeën, ervaringen en gedachten uit te wisselen. Het gaat er niet om anderen te overtuigen van je eigen gelijk. Het doel is om elkaar beter te begrijpen en de gezamenlijke kennis en inzichten te vergroten” (Koops, 2012). De dialoog is een lastige vaardigheid om aan te leren bij jongeren. Het gebeurt al snel dat mensen overgaan in een discussie en dat is nu juist niet te bedoeling. Onderstaande model (Meijer, 2019) geeft handvatten bij het dialoogvaardig maken van jongeren. Modules waarin gewerkt wordt met Dialoog: De grootste moskee van Europa De dialogische vaardighedencyclusDe vaardighedencyclus geeft veel mogelijkheden tot eigen interpretatie en inzetbaarheid. Blokken kunnen naar eigen inzicht worden omgedraaid of overgeslagen. Ieder blok leent zich voor een korte werkvorm of uitbreiding naar volledig lesuur of hele lessenserie. Hieronder worden eerst twee logische startpunten aangereikt, waarna ieder blok kort wordt uitgelegd. Figuur: De dialogische vaardighedencyclus Het startpunt bepalen Doel De vaardigheid van de dialoog aanlerenStartpunt Blok: Dialogiseren in gesprekReden Door te beginnen bij het “einde” (de volledige vaardigheid) kan een nulmeting gedaan worden. Hierdoor wordt reflectie beter mogelijk en leren leerling zichzelf en klasgenoten beter inschalen binnen de vaardigheid. Doel Verdieping van teksten/theorieënStartpuntBlok: Luisteren naar de anderReden Door hier te beginnen, moeten leerlingen zichzelf eerst trainen in objectief een situatie beschrijven, waarna ze daarna pas met hun eigen mening aan de slag gaan. Dit is een meer gestructureerd startpunt. Blok: Dialogiseren in gesprekHet einddoel is dialoogvaardig zijn, wanneer leerlingen een gesprek voeren. Aan de hand van een rubrics kunnen zij zichzelf en anderen inschalen. Niveau 1 is een monoloog, oplopend naar niveau 5 als perfect dialoog. De volledige rubrics (1) is te vinden aan het einde van dit hoofdstuk. Wanneer dit blok het startpunt is, dan worden de leerlingen als het ware in het diepe gegooid. Ze krijgen het onderwerp te horen en beginnen een dialoog. Achteraf bekijken zij hoe het is gegaan en krijgen ze pas te zien waar een dialoog aan moet voldoen. Blok: Luisteren naar de anderLeerlingen mogen alleen luisteren, zonder hun eigen mening te geven. Vervolgens moeten ze de gehoorde mening verwoorden. Ze mogen geen interpretaties geven, alleen observeren en opschrijven. Gebruik verhaal, videofragment, een pamflet, enzovoorts over het specifieke onderwerp. Blok: Luisteren naar jezelfStilte zorgt voor verwerking en nadenkmogelijkheden. Laat leerlingen in rust en stilte nadenken over wat zij eigen zelf vinden over het onderwerp. Zonder beïnvloeding van buitenaf. Blok: Goede voorbereidingGeef leerlingen tijd om onderzoek te doen naar hun eigen mening én de meningen van anderen. Bij dit blok denken ze ook na over mogelijke verdiepingsvragen die gesteld gaan worden aan de hand van de mening die ze gaan uiten. In principe bereiden ze de hele dialoog voor. Blok: Dialogiseren in drie rollenAangezien een dialoog voeren erg lastig is, zijn de grote vaardigheden die hiervoor nodig zijn opgedeeld in drie rollen die verdeeld kunnen worden.1. Antwoordgever – het verwoorden en onderbouwen van een mening;2. Doorvrager – het stellen van verdiepingsvragen om de mening volledig te doorgronden;3. Observant – het objectief beoordelen van de dialoog en de rollen die vervuld worden; In groepjes van drie kunnen leerlingen oefenen, door zich op één grote vaardigheid tegelijkertijd te concentreren. De rol van observant kan eventueel overgeslagen worden wanneer dit qua groepsgrootte niet uitkomt. Voor dit blok bestaat tevens een rubrics voor alle rollen. Deze is te vinden aan het einde van dit hoofdstuk (rubrics 2). Blok: Dialogiseren in gesprekAfhankelijk van het startpunt kom de cyclus vervolgens (weer) uit bij dit blok. Aan de hand van de bijbehorende rubrics kunnen leerlingen zichzelf en anderen inschalen. Afhankelijk van het doel van de les, kan de volledige cyclus nogmaals doorlopen worden. Andere startpunten in de cylcus zijn mogelijk, maar vragen een kleine individuele aanpassingen van alle blokken. Voor docenten Omstreden Zaken biedt lesmodules aan over religieuze uitingen van allerlei aard die discussie oproepen in de maatschappij. De vakdidactische toepassingen geven suggesties hoe u deze onderwerpen in de klas kunt behandelen. Het centrale thema dat de basis vormt van alle lesmodules is te vinden in de module Het seculiere paradigma. Wij raden docenten aan om als eerste dit thema te lezen.